2017 Mourad Lagsir winnaar Odd Fellow Jeugdprijs

Op 28 februari 2017 won Mourad Lagsir met zijn essay “Ik wil naar school” de Odd Fellows Jeugdprijs.
Op kosten van de Zeeaster Rebekkah Loge en de Flevoland Loge reist hij op onze kosten naar de Verenigde Staten. Van harte gefeliciteerd Mourad!

 

”IK WIL NAAR SCHOOL”

Babatunde is zes jaar oud en woont in een klein dorpje genaamd Foro in Eritrea.

Babatunde wil net als al zijn vriendjes naar school, hij wil later arts worden. Echter, de dichtstbijzijnde school ligt 50 kilometer van zijn dorp vandaan en is daarbij onbetaalbaar voor zijn ouders. Nee, in plaats daarvan blijft Babatunde vanaf zijn zesde tot hij volwassen is op het platteland werken. Hij belandt rechtstreeks voor de rest van zijn leven in de armoede.

Dit probleem overkomt vele kinderen in ontwikkelingslanden. Toch wordt het daar niet als probleem ervaren onder het volk, want het is inmiddels traditie geworden dat kinderen vanaf jongs af aan helpen de kost te verdienen. Maar betekent dit ook dat er geen problemen zijn? Een universele basiseducatie zorgt ervoor dat een ontwikkelingsland zich ook daadwerkelijk kan ontwikkelen, zowel op economisch, als op cultureel, als op sociaal gebied. Daarom vind ik dat er meer geld geïnvesteerd moet worden in de kwaliteit, kwantiteit en betaalbaarheid van universele basiseducatie.

Ten eerste helpt kwalitatief en kwantitatief goed betaalbaar onderwijs bij het bestrijden van armoede. Hoe arm een land is wordt deels gekenmerkt door de kwaliteit en kwantiteit van het onderwijs. Immers, zonder onderwijs is er geen hoogopgeleid volk en zonder hoog opgeleid volk is er geen welvaart. In theorie is het onduidelijk waarom ontwikkelingslanden het slecht doen op dit gebied, maar in praktijk weet men wel beter. Uit de jaarlijkse cijfers van de non-profit organisatie Transparency International (Alan Tovey, 2017) blijkt dat de meeste ontwikkelingslanden in de top 70 van meest corrupte landen in de wereld staan. Het is dus vanzelfsprekend dat scholen in die landen niet genoeg premies ontvangen van de overheid om onderwijs goed en in grote mate aan te bieden. Een van de oplossingen zou kunnen zijn: zorgen dat het geld dat geïnvesteerd wordt direct naar de scholen en vakbonden gaat en niet eerst naar de overheid. Hierdoor zal de kwaliteit en kwantiteit van het onderwijs wel toenemen en zal de armoede bestreden worden.

Ten tweede zorgt kwalitatief en kwantitatief goed betaalbaar onderwijs voor een positieve verandering van normen en waarden in het land. Normen en waarden worden ook in ontwikkelingslanden in eerste instantie thuis aangeleerd, maar in de tweede instantie zal een kind juist op school in aanraking komen met andere gewoontes van andere kinderen. Hoe meer scholen, hoe meer kinderen hiermee te maken zullen krijgen. Zo kan een kind als Babatunde zelf een weloverwogen keuze maken wat goede en minder goede normen en waarden zijn. Neem als voorbeeld de norm gendergelijkheid. Een norm die, zoals uit cijfers van de Rijksoverheid blijkt (Rijksoverheid, 2016), zelfs in het ‘moderne westerse Nederland’ nog vaak ver te zoeken is. In ontwikkelingslanden zien we in de praktijk vaak dat de vrouw taken als koken, huis verzorgen, land bewerken en water halen toegewezen krijgen, terwijl de mannen vaak alle belangrijke beslissingen maken. Stel dat Babatunde naar school gaat en ineens les krijgt van een juf. Voor hem is dit wellicht even wennen. Babatunde zal in dit geval leren dat vrouwen ook best belangrijke taken kunnen vervullen. Op deze manier zullen geleidelijk aan de normen en waarden van een ontwikkelingsland veranderen naar normen en waarden die meer passen in een sociale moderne cultuur.

Tenslotte zorgt kwalitatief en kwantitatief goed betaalbaar onderwijs voor het bestrijden van virussen en ziektes als Hiv, Aids en kind- en  moedersterfte tijdens de zwangerschap.

Deze drie zijn volgens UNAIDS (UNAIDS, 2016) nog steeds de top drie doodsoorzaken vooral in gebieden rondom de Sahara. De hoofdoorzaak van al deze aandoeningen is vaak een gebrek aan onderwijs en dus informatie. Vooral in ontwikkelingslanden zijn tienermeisjes zich er vaak niet van bewust wat de gevaren zijn van zwanger raken. En hoewel ook familiedruk en traditie vaak ervoor zorgen dat een meisje zwanger raakt, worden meisjes er nooit toe gedwongen. Onderwijs kan ervoor zorgen dat meisjes wel goed geïnformeerd worden over niet alleen de gevaren maar ook de kosten en verantwoordelijkheden die er bij komen kijken als alles goed gaat. Hierdoor verminder je naast het aantal Hiv-infecties ook de hoeveelheid kind- en moedersterften in het land.

Al deze argumenten zijn berust op één aanname. Namelijk dat elk kind dat naar school kan en wil ook naar school zal gaan. Dit is vaak niet het geval volgens mijn tegenstanders. Ouders in ontwikkelingslanden zien vaak veel liever dat hun kind op het platteland blijft werken om te helpen bij het zware werk. Het heeft dus totaal geen zin om massaal scholen te gaan bouwen en die goed te voorzien van allemaal schoolspullen en gekwalificeerde docenten, want er komt toch geen hond op af.

Daar moet ik ze gelijk in geven, hoewel er een eenvoudige oplossing voor is. Namelijk leerplicht. Ik stel voor dat elk land dat steun wil krijgen van de VN de leerplicht moet instellen, zodat organisaties als UNICEF echt invloed hebben op het onderwijs daar. Op die manier zullen meer kinderen gedwongen naar school moeten gaan en zo verklein je de invloed van de ouders.

Kortom, er moet meer geld geïnvesteerd worden in de kwaliteit, kwantiteit en betaalbaarheid van universele basiseducatie op voorwaarde dat landen waarin geïnvesteerd wordt de leerplicht doorvoeren. Het helpt bij het tegengaan van armoede, ouderwetse normen en waarde en virussen en ziektes als Hiv en Aids.

Bibliografie

Alan Tovey. (2017, January Saturday). Mapped: The world’s most corrupt countries. The Telegraph, p. 1.

Rijksoverheid. (2016). Vrouwenemancipatie (gendergelijkheid). Rijskoverheid. Opgehaald van Rijksoverheid.

UNAIDS. (2016). AIDS by the numbers, aids is not over but it can be. 20 Avenue Appia, 1211 Geneva 27, Switzerland: UNAIDS.